De verdediging van de Utrechtse tramschutter

Begin deze maand stond er een uitgebreid interview met de Rotterdamse strafpleiter Andre Seebregts in de uitgaves van de Persgroep (o.a. in het AD en diverse regionale bladen). Terugblikkend op 2020 noemde Seebregts de verdediging van Gokmen Tanis “de heftigste zaak die hij ooit gedaan heeft”. Na herhaalde lezing van het interview concludeerde ik dat die kwalificatie gebaseerd is op inlevingsvermogen dat hem siert.

Strafrecht allemans recht

Het mooie van strafrecht is dat iedere leek op dat gebied – waaronder ik – wel eens een mening verkondigt over een strafzaak: de verontwaardiging over de daad zelf, de opstelling van een verdachte, het vonnis, het publicitaire optreden van een advocaat.. Noem maar op.. Op een verjaardagsfeestje doen deze onderwerpen het goed en een beginnend advocaat zal daar ook meer aandacht krijgen als hij uitweidt over zijn verdediging  van een verdachte in een spraakmakende drugszaak dan de advocaat die het heeft over zijn rol in het team van 15 collega’s van zijn kantoor waarmee hij een overname van een ICT-bedrijf heeft gedaan. De prominente plaats van het strafrecht in de media hoef ik niet te benoemen. Opvallend is hoe weinig aandacht in de zaak van “de tramschutter” is besteed aan de beslissing van de rechtbank dat de verdachte (inmiddels dader) zich diende te laten bijstaan door een advocaat.

Verplichte verdediging

Gökmen Tanis wilde zichzelf verdedigen, omdat hij zijn daden toch bekende. Zowel het OM als zijn advocaat Seebregts vroegen de rechtbank dat toe te staan. Zij baseerden zich daarbij op een rapport van het Pieter Baan Centrum. De rechtbank besliste echter dat Tanis onvoldoende in staat moest worden geacht te begrijpen wat er in de rechtbank gebeurde en besloot dat de verdediging moest aanblijven. Daarmee werd Seebregts in mijn ogen voor een duivels dilemma geplaatst: hoe verdediging je iemand die niet verdedigd wil worden?

Meer duivelse dillema’s

Seebregts nam – na uitvoerig overleg met zijn kantoorgenoten – de beslissing aan te blijven. Hij deed dat met het oog de beginselen van de rechten van een verdachte. Eerder zou ik zelf geneigd zijn die beslissing te baseren op eerbiediging van een rechterlijke uitspraak. Die afweging is verder niet zo relevant: Seebregts bleef aan, ook toe Tanis hem bespuugde. Iets waarvan hij na afloop professioneel verklaarde dat niet als ‘persoonlijk’ te zien, maar als een uiting van zijn cliënt tegen de rechtstaat die zijn cliënt niet wilde erkennen. Ik denk dat deze ontkenning van de rechtstaat een volgend dilemma voor Seebregts heeft opgeleverd: hoe onbevooroordeeld is een rechtbank die – voor een eindvonnis – oordeelt dat een verdachte  het in de rechtbank niet allemaal kan begrijpen? Neem je dan geen voorschot op de vraag in hoeverre Tanis wel begreep wat hij deed? Neem je geen voorschot op een mogelijke vorm van ontoerekeningsvatbaarheid van iemand die nu juist geheel verantwoordelijk wil zijn voor zijn daden? Als Seebregts zich die vragen heeft gesteld: kan je een rechtbank op die mogelijke vooringenomenheid wraken, terwijl je cliënt die rechtbank feitelijk niet ‘erkent’?

De beslissing rechtbank

Dit zijn vragen die het op een verjaardagsfeestje dan wellicht weer iets minder zullen doen, maar best eens aan de orde mogen komen in de collegebanken bij het vak rechtsfilosofie. Ik ben van mening dat de rechtbank een onjuiste beslissing heeft genomen toen ze besloot tot een verplichte verdediging in deze zaak. Daarbij voel ik mij gesteund door het eindoordeel van dezelfde rechtbank die Tanis volledig toerekeningsvatbaar achtte en tot levenslang veroordeelde. Tanis berustte daarin. Eigenlijk vind ik dat de rechtbank zichzelf wat diskwalificeerde bij de beslissing tot verplichte verdediging. Als je van mening bent dat een verdachte niet in staat moet worden geacht iets te begrijpen, dan onderschat je je eigen ‘uitleggend vermogen’. Mag je van een advocaat verwachten dat hij het dan wel uitgelegd krijgt?

Inlevingsvermogen

Dat Seebregts het de heftigste zaak van zijn carrière vond komt volgens mij door een specifiek moment uit het proces dat hij – niet alleen in het AD-interview –  aanhaalde.  Een slachtoffer van de aanslag zei tegen Tanis tijdens het proces “dat hij haar er niet onder had gekregen”. Tanis zei daarop duidelijk hoorbaar: “Jammer”.  Als je dat moment uit de heftigste zaak die je gedaan hebt zo specifiek aanhaalt, dan bewijs je als advocaat hoe je je kan inleven in de gevoelens van een slachtoffer of nabestaanden van degenen die de aanslag niet overleefden. Een empathisch vermogen dat Seebregts – zoals gezegd – siert.